Tien mythen over de farmaceutische industrie: Mythe 1

In Gebu 2014; 48: 142-143 is aandacht besteed aan het boek ’Deadly medicines and organised crime’ van de Deense internist en hoogleraar Peter Gøtzsche.1 In één van de laatste hoofdstukken bespreekt de auteur de mythen die de industrie zo vaak heeft herhaald dat veel artsen, apothekers, politici en het algemene publiek ze zijn gaan geloven. Deze mythen vormen een belemmering om tot een rationeel gezondheidszorgsysteem te komen. De naar het oordeel van de auteur belangrijkste tien mythen worden in de komende nummers van het bulletin nader besproken.

1. Geneesmiddelen zijn duur vanwege de hoge kosten die zijn gemoeid met de ontdekking en ontwikkeling.


De auteur geeft diverse voorbeelden van geneesmiddelen die ten onrechte erg duur waren of zijn. Zidovudine (Retrovir®) was het eerste geneesmiddel tegen ’Acquired Immuno-Deficiency Syndrome’ (aids) en werd gesynthetiseerd in een onderzoeksinstelling van de overheid in de Verenigde Staten. Het kostte fabrikant Burroughs Wellcome vervolgens weinig geld en inspanning om het verder te ontwikkelen. Daarna werd het in 1987 op de markt gebracht voor een bedrag van $ 10.000 per patiënt per jaar. Imatinib (Glivec®) werd voor minimale ontwikkelkosten gesynthetiseerd door Novartis, maar leek aanvankelijk niet interessant genoeg voor het bedrijf. Toen een hematoloog ontdekte dat het middel werkzaam was tegen chronische myeloïde leukemie, werd het op de markt gebracht voor een prijs van $ 25.000 per jaar. Fabrikant Schering kocht van een bedrijf de rechten op het produceren van een hormoon voor de behandeling van menopauzale klachten en bracht het met een prijsverhoging van 7.000% op de markt. Toen chloordiazepoxide (merkloos, voorheen Librium®, thans niet meer als spécialité in de handel) en diazepam (merkloos, voorheen Valium® maar niet meer als spécialité in de handel) werden gepatenteerd in Europa verkocht Roche deze middelen in Colombia voor een prijs die 65 maal zo hoog was als die in Europa. Progesteron (Lutinus®, Utrogestan®) is circa 50 jaar geleden in de handel gebracht. Apothekers konden het middel magistraal bereiden voor een prijs van $ 10 tot $ 20. Toen het Amerikaanse bedrijf KV Pharmaceutical een rechtszaak won waarmee het marktexclusiviteit (Makena®) kreeg, werd de prijs verhoogd naar $ 1.500 per dosis. Het bedrijf verklaarde dat ’…moeders de mogelijkheid moeten hebben om te kunnen profiteren van het door de Food and Drug Administration (FDA) goedgekeurde Makena®.’ Artsen gaven aan dat deze actie van het bedrijf zou leiden tot meer premature geboorten omdat veel vrouwen geen geld hebben om dit middel te kunnen betalen. Toen sommige artsen zeiden dat ze het middel graag weer via bereidende apotheken wilden aanschaffen, stuurde het bedrijf brieven naar deze bereidende apothekers waarin werd gedreigd met acties van de FDA als ze het middel bleven bereiden. Overigens is de indicatie ’preventie van vroeggeboorte’ inmiddels vervallen.
’De prijs van geneesmiddelen wordt bepaald door hun waarde bij de preventie en behandeling van ziekten en niet door de ’research’-kosten.’ Deze verklaring is afkomstig van een voormalig directeur van Merck.2 De prijs van een geneesmiddel is invers gerelateerd aan de prevalentie van de aandoening en Italiaanse onderzoekers3 hebben op basis van onderzoek naar 17 niet-oncologische weesgeneesmiddelen een formule opgesteld die de prijs van deze middelen weergeeft:

Kosten per patiënt/jaar = € 2 miljoen . e-0,004 . aantal patiënten + € 10.000

Concreet betekent dit dat als er in Italië 900 patiënten zijn die in aanmerking komen voor een behandeling met een bepaald weesgeneesmiddel, de jaarlijkse geneesmiddelenkosten circa € 60.000 zijn. De kosten voor weesgeneesmiddelen, zoals enzymen voor de ziekte van Gauchier, zouden zelfs € 600.000 per jaar bedragen, terwijl de onderzoeks- en ontwikkelingskosten geheel door de overheid zijn gefinancierd.
Ten slotte betalen degenen die geneesmiddelen kopen en gebruiken ook nog eens voor de marketingkosten die de fabrikant heeft gemaakt.1

Er zijn meer voorbeelden die niet in het boek van Gøtzsche aan de orde komen. Het middel sofosbuvir (Sovaldi®), bestemd voor de behandeling van hepatitis C, waarvan een behandelkuur circa € 90.000 kost terwijl de productiekosten ongeveer € 100 bedragen, is een ander voorbeeld.4 De firma zou het middel hebben gekocht voor enkele honderden miljoenen dollars.5 In dit nummer van het Geneesmiddelenbulletin wordt ook aandacht besteed aan dimethylfumaarzuur (Gebu 2015; 49: 20-22) voor de behandeling van multipele sclerose. Dit middel werd voorheen als magistrale bereiding toegepast bij de behandeling van psoriasis vulgaris, maar de fabrikant heeft bij het European Medicines Agency bereikt dat het middel als ’New Chemical Entity’ (NCE) wordt erkend voor de behandeling van multipele sclerose. Het middel is ruim tienmaal en in totaal ruim € 1.000 duurder dan magistraal bereide tabletten. Colchicine (merkloos) is gedurende vele jaren gebruikt als een niet-geregistreerd geneesmiddel waarvan geen informatie voor voorschrijvers, aanbevolen doseringen of geneesmiddeleninteracties beschikbaar was. In 2009 werd colchicine door de FDA geregistreerd voor onder meer de behandeling en preventie van acute jichtaanvallen.6 De fabrikant diende diverse extra onderzoeken te verrichten en investeerde $ 100 miljoen in het middel en verhoogde de prijs per tablet van $ 0,09 naar $ 4,85.7 De FDA haalde het oudere niet-geregistreerde colchicine van de markt.

Mythe 1 kan volgens de auteur derhalve worden getransformeerd tot:

1. Geneesmiddelen zijn duur omdat de prijs wordt berekend op grond van de prevalentie van een aandoening ongeacht de ontwikkelingskosten.


De farmaceutische industrie staat in de top drie van bedrijven die de hoogste winsten genereren, in dit geval met het produceren van geneesmiddelen. Die industrie verspreidt graag de mythe dat de oorzaak van de hoge kosten van geneesmiddelen is gelegen in de hoge kosten die zijn gemoeid met de ontdekking en ontwikkeling van geneesmiddelen. Er zijn diverse voorbeelden waaruit blijkt dat de industrie nogal eens niet is betrokken bij de ontdekking of ontwikkeling van geneesmiddelen, maar middelen koopt van andere, biotechnologische, bedrijven en deze vervolgens verder ontwikkelt en produceert. Hiertegenover staat wel dat de kosten van gerandomiseerde onderzoeken die nodig zijn voor het aanvragen van een handelsvergunning kunnen oplopen tot enkele tientallen miljoenen euro’s en dat deze kosten ook moeten worden verdisconteerd in de uiteindelijke prijs. Uiteraard mag er ook een relatie zijn tussen het aantal patiënten dat met een middel zal kunnen worden behandeld. De uiteindelijke prijs van een geneesmiddel staat echter niet in verhouding tot de genoemde ontwikkel- en productiekosten. Die prijs is meestal veel te hoog omdat deze wordt berekend op grond van een hoge winstverwachting in plaats van op de ontwikkelingskosten.

Naar Mythe 2 »


  1. Gøtzsche PC. Deadly medicines and organised crime. London: Radcliffe, 2013.
  2. Angell M. The truth about the drug companies. New York: Random House, 2004.
  3. Messori A, et al. Orphan drugs. Relating price determination to disease prevalence [letters]. BMJ 2010; 341: 417-418.
  4. Hill A, et al. Minimum costs for producing hepatitis C direct-acting antivirals for use in large-scale treatment access programs in developing countries. Clin Infect Dis 2014; 58: 928-936.
  5. Hoe een levensreddend medicijn een onbetaalbaar luxeproduct werd. Via: decorrespondent.nl/2196/Hoe-een-levensreddend-medicijn-een-onbetaalbaar-luxeproduct-werd/89417564676-7f8d2d9d.
  6. FDA approves colchicine with drug interaction and dose warnings. Via: medscape.com/viewarticle/706814.
  7. Kesselheim A, et al. Incentives for drug development – the curious case of colchicine. N Engl J Med 2010; 362: 2045-2047.