Van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) kregen we deze maand de volgende informatie over actuele ontwikkelingen op het gebied van de Nederlandse en Europese registraties.
Raloxifen, uitbreiding indicatie
Raloxifen (Evista®) is een selectieve oestrogeen receptor modulator (SERM). Het middel werkt als een oestrogeen op botweefsel en op het lipidenmetabolisme, maar als een anti-oestrogeen op het endometrium en de mammae. Raloxifen was in Nederland al geregistreerd voor de preventie van postmenopauzale osteoporose (Gebu 1999; 33: 32-33). Onlangs is het indicatiegebied uitgebreid. Raloxifen is nu geregistreerd voor 'de behandeling en preventie van osteoporose bij postmenopauzale vrouwen'. Het CBG accepteerde de uitbreiding van het indicatiegebied op grond van de resultaten van een dubbelblind placebogecontroleerd onderzoek bij meer dan 7.000 vrouwen.1 Alle vrouwen hadden een lage botmineraaldichtheid (BMD) van de lumbale wervels (t-score ≤-2,5), terwijl een derde van de vrouwen tevens ten minste één wervelfractuur had. Zij werden gedurende drie jaar behandeld met raloxifen 60 of 120 mg/dag of placebo. Alle vrouwen kregen tevens calcium 500 mg/dag en cholecalciferol 400-600 IE/dag. Beide doseringen van raloxifen gaven een reductie van het aantal nieuwe, morfometrisch aangetoonde, wervelfracturen vergeleken met de placebogroep. Het relatieve risico (RR) ten opzichte van de placebogroep om een nieuwe wervelfractuur te krijgen was 0,7 [95%BI=0,5-0,8] bij gebruik van 60 mg raloxifeen en 0,6 [95%BI=0,4-0,7] bij de 120 mg-dosis. Gezien de afwezigheid van een statistisch significant verschil tussen de lage en hoge dosis raloxifen wordt de lage dosis aanbevolen. Na drie jaar behandelen bedroeg, voor vrouwen zonder preëxistente fracturen, de absolute reductie van het aantal vrouwen met een wervelfractuur 2,2% (van 4,5% in de placebogroep tot 2,3% in de 60 mg-raloxifengroep). Voor vrouwen met een preëxistente wervelfractuur bedroeg de absolute reductie 6,5% (van 21,2% tot 14,7%). Raloxifen gaf geen vermindering van het risico van heup- of andere fracturen.
In de raloxifengroepen werden meer trombo-embolieën waargenomen dan in de placebogroep, 1,0% vs. 0,3% (RR 3,1 [95%BI=1,5-6,2]). Bij 54 vrouwen (0,7%) werd gedurende het onderzoek mammacarcinoom gediagnosticeerd. In de raloxifengroepen was het relatieve risico hiervan (RR 0,3 [95%BI=0,2-0,6]) significant lager dan in de placebogroep.
Literatuurreferenties
1. Ettinger B, et al. Reduction of vertebral fracture risk in postmenopausal women with osteoporosis treated with raloxifene. JAMA 1999; 282: 637-645.