In deze rubriek worden nieuwe geneesmiddelen besproken, kort nadat ze in de handel zijn gebracht. Van sommige producten kan de plaatsbepaling slechts voorlopig zijn omdat nog relatief weinig bekend is over de veiligheid en effectiviteit. Toch menen we dat een vroeg commentaar van belang kan zijn voor de praktijk. Wanneer na verloop van tijd nieuwe gegevens daartoe aanleiding geven, komen we op de eerste bespreking terug.
De prijzen zijn berekend aan de hand van de KNMP-taxe van oktober 1996, inkoopprijzen excl. BTW, tenzij anders aangegeven.
Pantoprazol
Pantozol® (Byk Nederland BV)
Maagsapresistente tablet 40 mg
protonpompremmer
Pantoprazol is, evenals omeprazol en lansoprazol, een protonpompremmer. De werking berust op de selectieve binding aan het enzym H+/K+-adenosine-trifosfatase (ATP) (de 'protonpomp') in de pariëtale cellen van de maagwand, waardoor een krachtige en langdurige onderdrukking van de maagzuursecretie optreedt. Pantoprazol is geregistreerd voor de behandeling van ulcus duodeni, ulcus ventriculi en matige en ernstige reflux-oesofagitis. Pantoprazol en lansoprazol zijn (nog) niet geregistreerd voor de behandeling van het Zollinger-Ellison-syndroom. Alleen van omeprazol is ook een parenterale toedieningsvorm beschikbaar.
In zes vergelijkende onderzoeken bij de behandeling van ulcus duodeni, ulcus ventriculi en reflux-oesofagitis was pantoprazol 40 mg/dag even effectief als omeprazol 20 mg/dag.1 Hoe het middel zich verhoudt tot lansoprazol is tot nu toe onbekend, maar wel is het vergeleken met H2-receptorantagonisten. Pantoprazol bleek peptische ulcera significant sneller te genezen dan ranitidine, maar het verschil was zeer gering en klinisch nauwelijks relevant.1 Hoewel de effecten op de (pijn) klachten bij peptische ulcera op de korte termijn in het algemeen iets beter zijn dan van een H2-receptorantagonist, zijn de resultaten aan het einde van de therapieduur van 4-8 weken nauwelijks verschillend. Overigens dient men ook bij een protonpompremmer na genezing van een ulcus rekening te houden met een grote recidiefkans. Deze bedraagt, afhankelijk van het onderzoek, 60-100% binnen een half jaar, terwijl dit na eradicatie van H. pylori met bijvoorbeeld een tripeltherapie minder dan 10% binnen een jaar is. Bij met name de meer ernstige vormen van reflux-oesofagitis is pantoprazol effectiever gebleken dan ranitidine, maar bij lichte vormen lijken de resultaten vergelijkbaar, zeker bij een iets langere therapieduur.
De meest vóórkomende bijwerkingen zijn hoofdpijn en diarree. Verder kunnen misselijkheid, pijn in de bovenbuik, flatulentie, huiduitslag, pruritus en duizeligheid optreden. Incidenteel zijn oedeem, koorts, obstipatie, een beginnende depressie en wazig zien gemeld. Het bijwerkingenprofiel komt sterk overeen met dat van de andere protonpompremmers. Omeprazol lijkt ongunstiger af te steken, maar daarbij moet worden opgemerkt dat bij het op de markt verschijnen het bijwerkingenprofiel van omeprazol nagenoeg hetzelfde was als voor lansoprazol en pantoprazol nu.
Pantoprazol wordt gemetaboliseerd via het cytochroom P-450 enzymsysteem waardoor er een risico van interactie met andere geneesmiddelen bestaat. Er zijn echter nog geen klinisch relevante interacties waargenomen bij het gelijktijdig gebruik van diazepam, theofylline, fenytoïne, digoxine, nifedipine, warfarine en orale anticonceptiva. Wel kan de biologische beschikbaarheid worden beïnvloed van stoffen waarvan de absorptie afhankelijk is van de pH in de maag, zoals ketoconazol. Van omeprazol zijn klinisch relevante interacties vastgesteld met fenytoïne en methotrexaat.
Bij nierfunctiestoornissen is er geen aanpassing van de dosering nodig. Bij leverinsufficiëntie wordt het gebruik echter ontraden, omdat hierbij de klaring van pantoprazol sterk is vertraagd. Er bestaat geen ervaring met de behandeling van kinderen. Omtrent het gebruik tijdens de zwangerschap bestaan onvoldoende gegevens.
Pantoprazol is wat effectiviteit en bijwerkingen betreft gelijkwaardig aan omeprazol. Tot nu toe blijkt de kans op interacties kleiner, maar de klinische relevantie hiervan is nog onduidelijk. In vergelijking met ranitidine leidt pantoprazol iets sneller tot genezing van een peptisch ulcus, maar dit verschilt nauwelijks naarmate de therapie langer duurt. Bij de meer ernstige vormen van reflux-oesofagitis gaat wel de voorkeur uit naar een protonpompremmer.
Literatuurreferenties
1. Fitton A et al. Drugs 1996; 51: 460-482.