In Gebu 1997; 31: 131-132 werden de resultaten besproken van het SHEP-onderzoek onder Amerikaanse ouderen met geïsoleerde systolische hypertensie. Daaruit bleek dat een behandelingsschema gebaseerd op chloortalidon het risico van hartfalen halveerde. Na een voorafgaand hartinfarct liep dat risico zelfs terug tot een vijfde.
Een geïsoleerde systolische hypertensie bij ouderen stond eveneens centraal in het gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde Systolic Hypertension in Europe (Syst-Eur)-onderzoek.1 Hieraan namen 4.695 patiënten deel, van 60 jaar en ouder, uit 30 Oost- en West-Europese landen. Het selectiecriterium was een systolische bloeddruk van 160-219 mm Hg in zit en een diastolische < 95 mm Hg in zit, gecombineerd met een systolische > 140 mm Hg in stand. Patiënten die reeds belangrijke cardiovasculaire verwikkelingen in de anamnese hadden, werden van het onderzoek uitgesloten. Dat gebeurde eveneens met degenen van wie geen hoge therapietrouw werd verwacht.
Bij de stapsgewijs opgebouwde actieve behandeling werd uitgegaan van de calciumantagonist nitrendipine 10-40 mg/dag. Indien nodig werd deze later vervangen of aangevuld met enalapril 5-20 mg/dag en/of hydrochloorthiazide 12,5-25 mg/dag. Het doel was een daling van de systolische bloeddruk in zit met ten minste 20 mm Hg tot < 150 mm Hg. Indien de bloeddruk een te voren vastgestelde bovengrens overschreed, werden patiënten uit de placebo- en de antihypertensivagroep buiten het protocol om behandeld, maar uiteindelijk werden ze wel betrokken in de analyse van hun oorspronkelijke groep.
Na een gemiddelde behandelingsduur van twee jaar was de gemiddelde bloeddruk in zit, die aanvankelijk 173,9/85,5 bedroeg, in de actief behandelde groep gedaald met 23/7 mm Hg en in de placebogroep met 13/2 mm Hg. Van de antihypertensivagroep bleek 60% nog steeds alleen nitrendipine (gem. 28,2 mg/dag) te gebruiken. Bij 25% was die behandeling aangevuld met, en bij 15% vervangen door enalapril (gem. 13,5 mg/dag) en/of hydrochloorthiazide (gem. 21,2 mg/dag).
Dodelijke en niet-dodelijke beroerten traden per 1.000 placebojaren op bij 13,7 en per 1.000 behandeljaren bij 7,9 patiënten, een risicovermindering van 42%. Het risico van een niet-fatale beroerte nam met 44% af. Voor alle dodelijke en niet-dodelijke ernstige cardiovasculaire eindpunten tezamen, zoals een beroerte, een myocardinfarct, hartfalen, nierinsufficiëntie en een aneurysma dissecans, daalde het risico met 31%, namelijk van 33,9 naar 23,3 voorvallen per 1.000 behandeljaren. Deze drie uitkomsten waren statistisch significant. Dat gold niet voor twee andere verschillen: de vermindering van het risico van overlijden aan één van de cardiovasculaire aandoeningen met 27% (13,5 vs. 9,8 per 1.000 behandeljaren) en de afname van het totale sterftecijfer met 14%.
Deze cijfers betekenen dat men 1.000 ouderen die aan de hier gehanteerde selectiecriteria voldoen, vijf jaar moet behandelen om 29 beroerten of in totaal 53 ernstige cardiovasculaire voorvallen te voorkomen.
Dit is het eerste acceptabel opgezette onderzoek waarin, althans bij een geïsoleerde systolische hypertensie bij relatief gezonde ouderen, een positieve invloed van een calciumantagonist, namelijk nitrendipine, op de cardiovasculaire morbiditeit is aangetoond. Gezien de overeenkomstige resultaten van het SHEP- en het Syst-Eur-onderzoek, lijkt het effect van de behandeling van een geïsoleerde hypertensie eerder te danken aan de bereikte bloeddrukdaling dan aan de wijze waarop die tot stand kwam. Deze mening vindt overigens een internationaal draagvlak.2 In ons land, maar ook bijvoorbeeld in de VS, geven richtlijnen nog steeds de voorkeur aan diuretica en β-blokkers als middelen van eerste keuze.3
<hr />
Literatuurreferenties
1. Staessen JA, Fagard R, Thijs L, Celis H, Arabidze GG, Birkenhäger WH et al for the Systolic Hypertension in Europe (Syst-Eur) Trial Investigators. Randomised double-blind comparison of placebo and active treatment for older patients with isolated systolic hypertension. Lancet 1997; 350: 757-764.
2. The Guidelines Subcommittee of the WHO/ISH Mild Hypertension Liaison Committee. 1993 guidelines for the management of mild hypertension: memorandum from a World Health Organization/International Society of Hypertension view. J Hypertens 1995; 13 (suppl. 2): S123-128.
3. Walma EP, Grundmeyer HGLM, Thomas S, Prins A, Hoogen JPH van den, Laan JR van der. NHG-Standaard Hypertensie (eerste herziening). Huisarts Wet 1997; 40: 598-617.