Interferon alfacon-1 (Infergen®), behandeling chronische hepatitis C

In deze rubriek worden nieuwe geneesmiddelen besproken, kort nadat ze in de handel zijn gebracht. Van sommige producten kan de plaatsbepaling slechts voorlopig zijn omdat nog relatief weinig bekend is over de veiligheid en effectiviteit. Toch menen we dat een vroeg commentaar van belang kan zijn voor de praktijk. Wanneer na verloop van tijd nieuwe gegevens daartoe aanleiding geven komen we op de eerste bespreking terug.
De prijzen zijn berekend aan de hand van de KNMP-taxe van mei 2000, vergoedingsprijzen excl. BTW, tenzij anders aangegeven.

Interferon alfacon-1
Infergen® (Yamanouchi Pharma BV)
Injectievloeistof 30 µg/ml, flacon 0,3 ml + toebehoren

behandeling chronische hepatitis C

Interferon alfacon-1 is een synthetisch niet-natuurlijk type 1-interferon met immunomodulerende en immunoregulerende, alsmede antivirale en antiproliferatieve eigenschappen. Interferon alfacon-1 is een eiwit bestaand uit 166 aminozuren dat met behulp van DNA-recombinanttechnieken wordt gewonnen uit een bepaalde E. coli-stam. Interferon alfacon-1 is geregistreerd voor de behandeling van 'volwassenen met een histologisch bewezen chronische hepatitis en kenmerken in het serum voor een hepatitis C infectie, bijvoorbeeld een verhoogd serum alanine-transferase-gehalte zonder gedecompenseerde leverziekte'.1
Werkingsmechanisme
. De werking van interferon is niet precies bekend. Interferon gaat een binding aan met specifieke receptoren op de celmembraan en brengt een complex van biologische modulaties en farmacologische effecten tot stand. Interferon heeft geen directe virusdodende werking. Het is niet bekend of interferon alfacon-1 werkzaam is tegen dezelfde virussen als interferon alfa-2a en -2b.
Klinisch onderzoek. In een gerandomiseerd dubbelblind onderzoek bij 704 patiënten met een chronische hepatitis C-virus (HCV-)infectie die niet eerder met interferon waren behandeld, werd subcutaan toegediend interferon alfacon-1 (s.c. 9 µg 3x/week) vergeleken met interferon alfa-2b (s.c. 3 milj. IE 3x/week), gedurende 24 weken.2 Na het stoppen van de behandeling werden de patiënten nog eens 24 weken vervolgd. Na 24 weken behandeling was het serum alanine-transferase (ALT) genormaliseerd bij 42,2% vs. 36,7%, en was HCV-RNA niet detecteerbaar bij 34,9% vs. 27,1% van de patiënten. Na het stoppen van de medicatie trad bij de meeste patiënten een recidief op. Na 48 weken was het ALT nog normaal bij 20,3% vs. 19,6%, en was HCV-RNA niet detecteerbaar bij 12,1% vs. 11,3% van de patiënten. De gevonden waarden verschilden niet significant van elkaar. Bij 10-12% vs. 15% van de patiënten werden antilichamen tegen interferon gevonden, die echter de effectiviteit van de behandeling niet verminderden. Beide behandelingen leidden bij 50-55% van de patiënten tot een histologisch bevestigde afname van de ontstekingsverschijnselen in de lever. Een afname van bestaande fibrose in de lever werd niet gevonden.2 Wanneer reeds fibrose en/of cirrose van de lever bestond, was de behandeling met interferon minder succesvol. In een kleiner onderzoek bij 75 patiënten werden vergelijkbare resultaten gevonden.3
In een vervolgonderzoek bij patiënten uit het hierboven beschreven onderzoek,2 gaf behandeling met een hogere dosering interferon alfacon-1, driemaal per week 15 µg, bij 13% van de patiënten die initieel niet hadden gereageerd op de behandeling en bij 58% van de patiënten die na 48 weken een recidief hadden gekregen, een langdurige onderdrukking van HCV-RNA.4
Bijwerkingen
. De meeste patiënten ervaren griepachtige verschijnselen, zoals koorts, vermoeidheid, hoofdpijn en spierpijn. Bovendien ondervond tijdens klinisch onderzoek de helft van de patiënten verschijnselen van nervositeit en depressie.
Contra-indicaties en interacties. Het middel mag niet worden gebruikt bij bekende overgevoeligheid voor het actieve bestanddeel en is evenals gecontraïndiceerd bij epilepsie, depressie, ernstige hart-, nier- en leveraandoeningen, auto-immuun hepatitis. In dierexperimenten remt interferon alfacon-1 de activiteit van cytochroom P-450. Er zijn nog geen klinisch relevante interacties bekend.
Zwangerschap en borstvoeding. Interferon alfacon-1 mag alleen tijdens de zwangerschap worden toegediend als de voordelen voor de moeder opwegen tegen het potentiële risico voor de foetus. Dit geldt ook voor de periode dat borstvoeding wordt gegeven.

Plaatsbepaling
De werkzaamheid van interferon alfacon-1 bij de behandeling van chronische hepatitis C-infecties is vergelijkbaar met het al langer in de handel zijnde interferon alfa-2b. Interferon alfa-2b heeft echter een veel uitgebreider indicatiegebied. Een behandeling met interferon alfacon-1 mag alleen worden uitgevoerd door een arts die ervaring heeft met de behandeling van chronische hepatitis C.


<hr />


1. EPAR Infergen, 1 febr 1999, www.eudra.org/emea.html.
2. Tong MJ, el al. Hepatology 1997; 26: 747-754.
3. Hwang SJ, et al. Am J Gastroenterol 1999; 94: 2496-2500.
4. Heathcote EJ, et al. Hepatology 1998; 27: 1136-1143.