Galaandoeningen bij het gebruik van DPP-4-remmers en GLP-1-agonisten

Achtergrond. De dipeptidylpeptidase (DPP)-4-remmers en de glucagonachtige peptide (GLP)-1-agonisten zijn relatief nieuwe bloedglucoseverlagende middelen (Gebu 2010; 44: 49-55). Tot de DPP-4-remmers behoren sitagliptine (Januvia®) (Gebu 2007; 41: 117-119), vildagliptine (Galvus®), saxagliptine (Onglyza®) (Gebu 2010; 44: 63-64) en linagliptine (Trajenta®). Tot de GLP-1-analogen? behoren dulaglutide (Trulicity®), exenatide (Byetta® en Buydureon®), liraglutide (Victoza®) en lixisenatide (Lyxumia®). De genoemde middelen zijn geen eerste- of tweedekeuzemiddelen voor de behandeling van diabetes mellitus type 2 en moeten dus in combinatie met andere bloedglucoseverlagende middelen worden gebruikt.

Middelen uit beide groepen activeren de GLP-1-receptor waardoor de insulinesecretie wordt gestimuleerd. Daarnaast stimuleert GLP-1 de proliferatie en functionele activiteit van cholangiocyten.1 Dit zou kunnen leiden tot een verhoogd risico op galblaasaandoeningen en aandoeningen van de ductus choledochus (extrahepatische galafvoergang), zoals cholecystitis (galblaasontsteking) en cholangitis (ontsteking ductus choledochus). Tot nu toe is geen observationeel onderzoek verricht naar deze mogelijke associatie. Canadese onderzoekers voorzien nu in deze leemte.2
Methode. Er werd een op de algemene populatie gebaseerd cohort samengesteld op basis van twee grote geautomatiseerde gegevensbestanden waarin nieuwe gebruikers van een bloedglucoseverlagend middel in de periode 2007 tot en met 2014 konden worden geïdentificeerd, alsmede de ziekenhuisopnamen van deze gebruikers in die periode.2 In het cohort werd vervolgens een groep nieuwe gebruikers van een DPP-4-remmer en een GLP-1-agonist geïdentificeerd, alsmede een groep die ten minste twee orale bloedglucoseverlagende middelen gebruikte. De primaire uitkomstmaat was het relatieve risico (RR) op een aandoening van de galblaas of ductus choledochus (cholelithiasis, cholecystitis, cholangitis) die tot een ziekenhuisopname aanleiding gaf.
Resultaat. Het cohort omvatte 71.369 patiënten die gedurende 227.994? persoonsjaren konden worden gevolgd. In deze periode werden 853 patiënten opgenomen in het ziekenhuis vanwege aandoeningen van de ductus choledochus of de galblaas. Het huidige gebruik van een DPP-4-remmer was, in vergelijking met het gebruik van ten minste twee orale bloedglucoseverlagende middelen, niet geassocieerd met een verhoogd risico op een aandoening van de ductus choledochus of de galblaas. Daarentegen was het gebruik van een GLP-1-agonist, in vergelijking met het gebruik van ten minste twee andere middelen, geassocieerd met een verhoogd risico op aandoeningen van de ductus choledochus of galblaas (RR 1,79 [95%BI=1,21-2,67]).
Conclusie onderzoekers. Het gebruik van GLP-1-agonisten is geassocieerd met een verhoogd risico op aandoeningen van de ductus choledochus en de galblaas.


DPP-4-remmers en GLP-1-agonisten zijn relatief nieuwe bloedglucoseverlagende middelen waarvan het bijwerkingenprofiel duidelijker begint te worden. De verdenking op aandoeningen van de ductus choledochus en de galblaas moet uiteraard worden bevestigd in vergelijkbaar onderzoek. Er is echter goede grond om de mogelijke associatie serieus te nemen omdat dit onderzoek voldoet aan de meeste criteria voor causaliteit, zoals deze werden gedefinieerd door Sir Bradford Hill, namelijk sterkte van het verband, consistentie (in meerdere onderzoeken), biologische plausibiliteit, tijdsrelatie en specificiteit. Alleen wordt niet voldaan aan het criterium consistentie en derhalve dienen de resultaten van dit onderzoek te worden bevestigd met een vergelijkbaar onderzoek.

 


  1. Marzioni M, et al. Exendin-4, a glucagon-like peptide 1 receptor agonist, protects cholangiocytes from apoptosis. Gut 2009; 58: 990-997.
  2. Faillie JL, et al. Association of bile duct and gallbladder diseases with the use of incretin-based drugs in patients with type 2 diabetes mellitus. JAMA Intern Med 2016; 176: 1474-1481.