Achtergrond. Ropinirol (Requip®) (Gebu 1998; 32: 9-10) en pramipexol (Sifrol®) (Gebu 1999; 33: 33) zijn dopamine-agonisten, die in een vroeg stadium van de ziekte van Parkinson kunnen worden gebruikt om de toepassing van levodopa uit te stellen. In een later stadium van de ziekte kunnen dopamine-agonisten worden toegepast in combinatie met levodopa om fluctuaties in het therapeutisch effect van levodopa te verminderen. Recent zijn twee onderzoeken gepubliceerd waarin de effectiviteit en de bijwerkingen op de langere termijn zijn onderzocht.1-3
Methode. In de beide gerandomiseerde dubbelblinde onderzoeken werden patiënten in een vroeg stadium van de ziekte van Parkinson bij wie een dopaminerge behandeling was geïndiceerd, bestudeerd. In het eerste, vijf jaar durende, onderzoek werden patiënten gerandomiseerd over een behandeling met ropinirol (179 patiënten) of levodopa/benserazide zonder gereguleerde afgifte (Madopar®, 89 patiënten).1 Deelnemers werden individueel ingesteld op ropinirol 3 dd 0,25-8 mg, of op levodopa/benserazide 50-1200 mg/dag verdeeld over 3 doses. In het tweede, twee jaar durende, onderzoek werden patiënten gerandomiseerd over een behandeling met pramipexol (151 patiënten) of levodopa/carbidopa zonder gereguleerde afgifte (Sinemet®, 150 patiënten).2 Patiënten werden individueel ingesteld op pramipexol 3 dd 0,5-1,5 mg, of op levodopa/carbidopa 3 dd 125-375 mg. Wanneer de symptomen van de ziekte van Parkinson niet voldoende werden bestreden door de maximaal toegelaten doseringen, kon in de beide onderzoeken (niet-geblindeerd) levodopa aan de medicatie worden toegevoegd. Patiënten in een gevorderd stadium van de ziekte van Parkinson, met een 'Hoehn en Yahr'-score4 >3, evenals patiënten die langer dan zes weken levodopa of dopamine-agonisten hadden gebruikt, waren van deelname uitgesloten. De primaire eindpunten waren het optreden van dyskinesieën,1 2 'wearing-off'2 en 'on-off'-fluctuaties.2 Secundaire eindpunten, zoals algemene dagelijkse levensverrichtingen en het motorisch functioneren, werden met behulp van de 'Unified Parkinson's Disease Rating Scale' (UPDRS)1 2 en de 'Parkinson Disease Quality of Life scale' 2 in kaart gebracht.
Resultaten. In de beide onderzoeken traden significant minder dyskinesieën op in de met dopamine-agonist behandelde groep (RR 0,351 tot RR 0,452) dan in de met levodopa behandelde groep. In het tweede onderzoek gold dit ook voor het 'wearing-off'-fenomeen, maar niet voor de 'on-off'-fluctuaties. Daarentegen werd in de beide onderzoeken, ondanks eventuele toevoeging van levodopa aan de medicatie, een grotere verbetering van het motorisch functioneren waargenomen in de initieel met levodopa dan in de met een dopamine-agonist behandelde groepen.
Slaperigheid en hallucinaties (in het begin van de onderzoeken) en oedeem (vooral later) werden significant meer waargenomen in de met dopamine-agonisten behandelde groepen dan tijdens behandeling met levodopa. Redenen om met het onderzoek te stoppen, waren onvoldoende effect of het optreden van hinderlijke bijwerkingen, zoals misselijkheid en hallucinaties. Dit kwam in deze onderzoeken gemiddeld evenveel voor in de onderzochte groepen.
Plaatsbepaling
In een vroeg stadium van de ziekte van Parkinson resulteert het initiële gebruik van een dopamine-agonist in het minder snel optreden van dyskinesieën in vergelijking met een levodopapreparaat zonder gereguleerde afgifte. Of dit ook geldt ten opzichte van een levodopapreparaat met gereguleerde afgifte is niet bekend. De met de initiële toepassing van een dopamine-agonist te boeken winst zal individueel moeten worden afgewogen tegen de significant grotere verbetering van het motorisch functioneren die met de initiële toepassing van levodopa wordt verkregen.
Literatuurreferenties
1. Rascol O, et al. A five-year study of the incidence of dyskinesia in patients with early Parkinson's disease who were treated with ropinirole or levodopa. N Engl J Med 2000; 342: 1484-1491.
2. Pramipexole vs levodopa as initial treatment for Parkinson disease: A randomised controlled trail. JAMA 2000; 284: 1931-1938.
3. Tanner CM. Dopamine agonists in early therapy for Parkinson disease: promise and problems [commentaar]. JAMA 2000; 284: 1971-1973.
4. Hoehn MM, et al. Parkinsonism: onset, progression, and mortality. Neurology 1998; 50: 318-334.