In september 2010 is een werknemer van MSD/Merck, de arts dr H. J. Out, benoemd tot bijzonder hoogleraar farmaceutische geneeskunde aan de Radboud Universiteit Nijmegen. De leeropdracht is aangevraagd bij de universiteit door de werkgever van de heer Out via de Saal van Zwanenbergstichting van Organon, eigendom van MSD/Merck. Zijn standpunten hebben al aanleiding gegeven tot reacties.1 De inaugurele rede bevat diverse verborgen verleiders en laat zien hoe in de farmaceutische industrie wordt aangekeken tegen transparantie en wetenschappelijke betrouwbaarheid.2
Als één van de eerste aandachtspunten noemt Out dat de farmaceutische industrie als enige industrietak het grootste deel van zijn omzet investeert in onderzoek en ontwikkeling. ’Daarmee staat de sector op nummer één.’ Hij vermeldt niet dat marketing in de vorm van grote aantallen ’seeding trials’ ten onrechte in de jaarverslagen wordt geboekt als onderzoek, waardoor een sterk vertekend beeld ontstaat van deze investeringen (Gebu 2001; 35: 13-17 en Gebu 2006; 40: 111-117). Dit is uitgebreid beschreven door de voormalige hoofdredacteur van het New Engeland Journal of Medicine (NEJM), Marcia Angell.
Out schetst een aantal trends in de afgelopen decennia over de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen en in de eisen die aan de kwaliteit van het onderzoek worden gesteld. Over onderzoeksgegevens geeft hij aan dat de ’data betrouwbaar zijn’. Over me-too’s zegt hij dat ze een belangrijke verbetering van de therapie kunnen zijn. Overheden hebben de neiging om incidentele problemen te vertalen in toenemende regelgeving, aldus Out. Hij keurt selectieve publicatie van onderzoek af, maar dat komt volgens hem in de huidige tijd eigenlijk niet meer voor dankzij de zeer strikte regelgeving hieromtrent. En als het al voorkomt, dan ligt dat volgens Out voor een groot deel aan de internationale medische tijdschriften, die alleen maar onderzoeken publiceren met een positieve uitkomst. Hij erkent dat de industrie zich in het verleden schuldig heeft gemaakt aan selectief publiceren, maar dat is thans feitelijk onmogelijk geworden. Kortom, waar hebben we het over?
De discussie over de farmaceutische industrie is volgens hem buiten proporties en de industrie wordt eenzijdig als schuldige aangewezen. En al die kritiek, is die wel terecht? Out zet vraagtekens bij het onzekerheidsprincipe, stelt dat industriegesponsorde onderzoeken vaker positieve resultaten hebben omdat ze meer ’power’ ofwel statistische zeggingskracht hebben om een verschil te vinden, stelt dat ook academische onderzoekers en medische tijdschriften niet vrij zijn van belangenconflicten en dat er te veel nadruk wordt gelegd op financiële banden. Als zevenklapper stelt Out dat men niet meer kan volhouden dat onafhankelijk onderzoek per definitie beter is. ’De feiten zijn vaak niet goed bekend’, zo stelt Out. Daarbij blijft in het midden bij wie die feiten niet goed bekend zijn.
Wie de feiten wel kent, weet dat selectieve publicatie slechts één van de kritiekpunten op de farmaceutische industrie is. Overigens is in dit jaar hiervan al een poging daartoe aan het licht gekomen.3 Vertekende onderzoeksresultaten, systematische fouten in uitkomsten, het uitvoeren van niet-geprotocolleerde analysen, het vergelijken van niet-equivalente doseringen, het beantwoorden van onderzoeksvragen die niet zijn onderzocht. De volledige lijst van kritiek is vele malen langer. Alleen al in het afgelopen jaar is gebleken dat in het RECORD-onderzoek het toewijzen van eindpunten op onjuiste wijze is geschied en wel zodanig dat het verschil tussen de behandelgroepen in het voordeel uitviel van de met rosiglitazon behandelde patiënten. De gepresenteerde resultaten van het JUPITER-onderzoek toonden dermate veel ongerijmdheden dat het als voorbeeld van misleiding in de cursus ’Kritisch lezen van publicaties over nieuwe geneesmiddelen’ zal worden gebruikt. Out is blijkbaar ontgaan dat in de vooraanstaande internationale medische tijdschriften wordt aangedrongen op het vrijgeven van onderzoeksgegevens, omdat analyse en publicatie door medewerkers van de industrie tot systematische vertekening van de resultaten zou leiden. In 2010 zijn sibutramine (Reductil ®) en rosiglitazon (Avandia®) van de markt gehaald, terwijl al jaren duidelijk was dat de balans van werkzaamheid en bijwerkingen negatief uitviel en dat patiënten desondanks zijn blootgesteld aan middelen met een verhoogd risico op overlijden door cardiale oorzaken. Financiële banden van onderzoekers met de fabrikant van rosiglitazon leidden tot beïnvloede meningen waardoor de risico’s van het middel werden gebagatelliseerd (Gebu 2010; 44: 95-96). Verzoeken van zusterbladen van International Society of Drug Bulletins (ISDB) aan de industrie om openheid en inlichtingen werden ook in 2010 niet gehonoreerd.
In 2004-2005 concludeerde de Britse parlementaire onderzoekscommissie naar de invloed van de farmaceutische industrie: ’'oday the industry has got a very bad name. That is very unfortunate for an industry that we should look up to and believe in, and that we should be supporting. I think there have to be some big changes'.4 Van een academicus mag worden verwacht dat hij de vinger legt op de discrepantie tussen goede voornemens en de verifieerbare feiten. Of de benoemde hoogleraar daarom voldoet aan het profiel van een universitair docent zal moeten worden afgewacht. Vooralsnog blijkt weinig van onafhankelijkheid, een kritische instelling en een wetenschappelijke denkwijze.
Literatuurreferenties
2. ’………, diens woord men spreekt?’ De financieringsbron als kwaliteitskenmerk van klinisch geneesmiddelenonderzoek [inaugurele rede]. Nijmegen: Van Eck & Oosterink, 2010.
3. Druppels tegen huisstofallergie werken niet. Trouw. 14 februari 2011.
4. Sykes R. The influence of the Pharmaceutical Industry. House of Commons, Health Committee. Fourth report of session 2004-5, volume 1, p. 101.