Jicht
Urinezuurverlagende therapie
Terughoudendheid
Conclusie
Het bestaan van de controverse ‘treat-to-avoid-symptoms-approach’ versus de ‘treat-to-target-serumurate-strategy’ kan ten koste gaan van een eenduidige zorg voor jichtpatiënten, omdat te verwachten is dat de eerste benadering meer door niet-reumatologen en huisartsen, en de tweede meer door reumatologen toegepast zal worden.
Belangenverstrengeling
Dat farmaceutische bedrijven direct en indirect invloed zouden hebben op de inhoud van medische richtlijnen via experts en auteurs die met deze bedrijven een belangenverstrengelende relatie hebben, is zorgwekkend en daarom terecht voortdurend onderwerp van onderzoek en debat.13 Het gevaar van sponsorshipbias in klinische onderzoeken geldt des te meer voor farmacotherapeutische richtlijnen (Gebu 2015; 49: 123-130). Alleen met maximale transparantie is voor patiënten, artsen, apothekers en beleidsmakers de best mogelijk zorg te bepalen.13
De praktijk
De patiënt met jicht, die in Nederland overigens voornamelijk door huisartsen wordt behandeld en niet door reumatologen, lijkt voorlopig niets tekort te komen als de behandeling gebaseerd is op het ‘treat-to-avoid-symptoms-principe’. Dit is conform de aanbevelingen van de recente NHG-Standaard ‘Artritis’. De jichtpatiënt kan in dat geval met een gerust hart en in overleg met zijn of haar behandelaar zelf bepalen om wel of niet een bepaalde aanvalsfrequentie te accepteren, mits een korte behandeling met prednison, NSAID of colchicine, gericht op snelle bestrijding van de heftige pijn en ontsteking, voor handen is. Zijn jichtklachten of symptomen onaanvaardbaar voor de patiënt dan kan deze altijd alsnog besluiten tot medicamenteuze urinezuurverlagende behandeling. Deze levenslange profylaxe is overigens niet gevrijwaard van bijwerkingen of klinische relevante interacties met andere medicatie.
Tabel 1. Bijwerkingen allopurinol en mogelijke interacties met andere geneesmiddelen (bron Farmacotherapeutisch Kompas).
Bijwerkingen |
---|
* Vaak (1–10%): allergische huidreacties |
* Soms (0,1–1%): huidreacties (jeuk); maag-darmstoornissen (misselijkheid, braken, diarree) |
* Zelden (0,01–0,1%): AHS (allopurinol-hypersensitivity-syndrome: koorts, ernstige huidreacties met vervelling, eosinofilie, leverstoornissen, acute nierinsufficiëntie, maagdarmbloeding); alopecia; haarverkleuring; vasculitis; leverfunctiestoornissen; hepatitis; levernecrose; urolithiasis |
* Zeer zelden (< 0,01%): algemeen (anafylactische shock; angio-immunoblastische lymfadenopathie, oedeem); cardiovasculair (angina pectoris, bradycardie, hypertensie); neurologisch (hoofdpijn, duizelig, perifere neuropathie, neuritis, coma, verlammingsverschijnselen, paresthesie, ataxie, slaperigheid, epilepsie, depressie); oogheelkundig (cataract, visusklachten, maculaveranderingen); gastro-enterologisch (granulomateuze hepatitis, haematemesis, steatorroe, veranderde stoelgang, stomatitis, smaakverandering; metabool (diabetes mellitus, hyperlipemie); hematologisch (anemie, agranulocytose, trombocytopenie) |
Bij gelijktijdig gebruik |
* Noodzaak aanpassing dosering van azathioprine (immunosuppressivum) |
* Zo nodig aanpassing van dosering van orale anticoagulantia (informeren trombosedienst), didanosine (anti-HIV-middel), theofylline en ciclosporine, en bij slechte nierfunctie |
Meer risico op bijwerking bij |
* amoxiciline (huiduitslag) |
* ACE-remmers (huidreacties, leucopenie) |
* slechte nierfunctie |
Literatuurreferenties
- Kuo CF, et al. Global epidemiology of gout: prevalence, incidence and risk factors. Nat Rev Rheumatol 2015;11: 649-62.
- Clarson LE, et al. Increased risk of vascular disease associated with gout: a retrospective, matched cohort study in the UK clinical practice research datalink. Ann Rheum Dis 2015; 74: 642-647.
- Janssens HJ, et al. Gout and rheumatoid arthritis, both to keep in mind in cardiovascular risk management: A primary care retrospective cohort study. Joint Bone Spine 2017; 84: 59-64.
- Qaseem A, et al. Management of Acute and Recurrent Gout: A Clinical Practice Guideline From the American College of Physicians. Ann Intern Med 2017; 166: 58-68.
- Khanna D, et al. 2012 American College of Rheumatology guidelines for management of gout. Part 1: systematic nonpharmacologic and pharmacologic therapeutic approaches to hyperuricemia. Arthritis Care Res (Hoboken) 2012; 64: 1431-1446.
- Richette P, et al. 2016 updated EULAR evidence-based recommendations for the management of gout. Ann Rheum Dis 2017; 76: 29-42.
- Hui M, et al. The British Society for Rheumatology Guideline for the Management of Gout. Rheumatology (Oxford). 2017.
- Doherty M, et al. Gout: why is this curable disease so seldom cured? Ann Rheum Dis 2012; 71: 1765-1770.
- NVR. Richtlijn Jicht 2013. Via https://www.nvr.nl/wp-content/uploads/2014/11/NVR-Reumatische-ziekten-richtlijn-jicht-2013.pdf.
- Shekelle PG, et al. Management of Gout: A Systematic Review in Support of an American College of Physicians Clinical Practice Guideline. Ann Intern Med 2017; 166: 37-51.
- Kydd AS, et al. Uricosuric medications for chronic gout. Cochrane Database Syst Rev 2014; Nov 14(11): CD010457.
- NHG Standaard Artritis 2017 https://www.nhg.org/standaarden/volledig/nhg-standaard-artritis.
- Jefferson AA, et al. Conflict of Interest in Seminal Hepatitis C Virus and Cholesterol Management Guidelines. JAMA Intern Med 2017; 177: 352-357.