Buprenorfine transdermaal (Transtec®), behandeling ernstige chronische pijn

Alle prikborden worden gepubliceerd onder medeverantwoordelijkheid van de redactiecommissie

In deze rubriek worden geneesmiddelen besproken, kort nadat ze in de handel zijn gebracht, of als er sprake is van een uitbreiding van de indicatie. De plaatsbepaling kan meestal slechts voorlopig zijn, omdat nog relatief weinig bekend is over de veiligheid en effectiviteit. Wanneer nieuwe gegevens daartoe aanleiding geven, komen wij op de eerste bespreking terug. 
  De pictogrammen betekenen: ++: een belangrijke uitbreiding van het farmacotherapeutische arsenaal, +: een nuttig geneesmiddel, +-: een middel met twijfelachtig nut, of een middel waarvan de waarde nog niet goed kan worden beoordeeld, -: een middel zonder toegevoegde waarde, --: een middel met extra risico's dat niets toevoegt aan de behandelmogelijkheden. 
  De prijzen zijn berekend aan de hand van de G-Standaard van de Z-Index van februari 2008, vergoedingsprijzen excl. BTW (€), tenzij anders wordt vermeld.

Pilwaardering: -

Buprenorfine transdermaal 
Transtec® (Grünenthal)
pleister met gereguleerde afgifte van 35, 52,5 en 70 µg/uur
behandeling ernstige chronische pijn

Transtec® is geregistreerd voor de behandeling van 'ernstige chronische pijn die niet reageert op een behandeling van niet-opioïde analgetica. Het middel is niet geschikt voor de behandeling van acute pijn.'1 

Werkingsmechanisme. Buprenorfine is een partiële opioïdeagonist op de µ-receptor met tevens een antagonistische werking op de kappa-receptor. Buprenorfine wordt gerekend tot de sterk werkende opioïden. Het middel kent een plafondeffect waardoor hoger doseren dan de standaarddosering niet zinvol is. Nadat de pleister voor het eerst is aangebracht duurt het 12-24 uur voordat de minimaal effectieve concentratie wordt bereikt. De pleister dient na uiterlijk 96 uur op regelmatige tijdstippen te worden vervangen, bijvoorbeeld tweemaal per week. 

Klinisch onderzoek. Er zijn geen gerandomiseerde dubbelblinde onderzoeken gepubliceerd waarin buprenorfine transdermaal is vergeleken met andere opioïden uit stap 2 of 3 van de WHO-pijnladder. Er is geen direct vergelijkend onderzoek gepubliceerd waarin buprenorfine transdermaal is vergeleken met fentanyl transdermaal. Wel zijn er vier gerandomiseerde en placebogecontroleerde onderzoeken verricht die echter diverse methodologische beperkingen hebben. Zo werd gebruik gemaakt van een open onderzoeksfase, zijn niet alle onderzoeken gepubliceerd, werd niet maximaal gedoseerd (max. 70 µg/uur) en mochten patiënten ook noodmedicatie (buprenorfine sublinguaal) gebruiken.2 Vanwege de methodologische tekortkomingen worden deze onderzoeken niet nader besproken. Uit deze onderzoeken werd geconcludeerd dat de werkzaamheid van buprenorfine transdermaal gering is.2 Het effect was in sommige onderzoeken niet groter dan placebo.2 

Bijwerkingen. Het is niet aangetoond dat er grote verschillen in bijwerkingen zijn tussen buprenorfine transdermaal en andere sterk werkende opioïden. In vergelijking met de fentanyl transdermaal treedt er bij buprenorfine transdermaal vaker erytheem op, maar dat is niet in direct vergelijkend onderzoek vastgesteld.2 Bij buprenorfine transdermaal treden minder vaak vertigo, obstipatie en misselijkheid op dan bij oraal morfine.

Contra-indicaties en interacties. In het algemeen gelden voor buprenorfine dezelfde contra-indicaties en waarschuwingen en voorzorgen als voor morfine en andere sterk werkende opioïden. Morfine oraal en fentanyl transdermaal hebben een bredere toepasbaarheid dan buprenorfine transdermaal en kunnen ook bij kinderen en adolescenten worden toegepast. Buprenorfine en fentanyl transdermaal kunnen zonder dosisaanpassing worden toegepast bij een gestoorde nierfunctie. Ten opzichte van buprenorfine oromucosaal is er geen groot verschil in toepasbaarheid. Buprenorfine is al in de handel als injectievloeistof en als oromucosale tablet en beide zijn bestemd voor de behandeling van acute pijn.

 


Bij de behandeling van ernstige chronische pijn gaat, indien een opioïde is geïndiceerd, de voorkeur uit naar morfine oraal met gereguleerde afgifte. Transdermale toediening van opioïden kan een alternatief zijn bij patiënten met een stabiele opioïdebehoefte en slikproblemen. Het gerandomiseerde onderzoek met buprenorfine transdermaal kent nogal wat methodologische beperkingen, maar zelfs als deze terzijde worden gelegd, is de conclusie dat de werkzaamheid van buprenorfine transdermaal gering is.
Het verschil tussen fentanyl transdermaal en buprenorfine transdermaal betreft onder meer het toepassingsgebied: fentanyl kan ook bij kinderen vanaf twee jaar worden toegepast. Er bestaan echter ook problemen bij het overstappen van en naar hoge dosis opioïden (in verband met de maximale dosering van buprenorfine en het plafondeffect). Door de partiële agonistische werking en sterke binding, werken de andere opioïden in eerste instantie onvoldoende bij overschakeling. Dit maakt dat dit middel buitengewoon lastig in het gebruik is. Buprenorfine transdermaal is alleen onderzocht in doseringen tot maximaal 120 mg morfine-equivalent, terwijl fentanyl transdermaal tot 1100 mg morfine-equivalent is onderzocht. Voorts is buprenorfine vanwege het plafondeffect geen alternatief voor opioïden bij hogere doseringen. Voor buprenorfine transdermaal is derhalve geen plaats bij de behandeling van ernstige chronische pijn. Als transdermale toediening gewenst is, heeft fentanyl transdermaal de voorkeur.
 
 
stofnaam merknaam® dosering (DDD)* kosten
buprenofine trandermaal Transtec

35 µg/uur

52,5 µg/uur

70 µg/uur

19,87 per 4 stuks

29,80 per 4 stuks

39,74 per 4 stuks

fentanyl trandermaal Fentanyl

50 µg/uur

75 µg/uur

100 µg/uur

44,08 per 5 stuks

62,06 per 5 stuks

78,29 per 5 stuks

morfine retard

Kapanol

MS Contin

60 mg 20,79 per 28 tabl.
morfine morfine HCL drank 5 mg/ml 100 mg 6,59 per 100 ml

 



  1. Productinformatie buprenorfine (Transtec®) via: www.cbg-meb.nl, Geneesmiddeleninformatiebank.
  2. CFH-rapport buprenorfine (Transtec®) via: www.cvz.nl, CFH-rapporten.  

Auteurs

  • dr D. Bijl